Gestadig fietsen, de Arlbergpas
Door: Maart
Blijf op de hoogte en volg Maart en Henk
03 Mei 2012 | Nederland, Amsterdam
Dertiende dag, 3 mei 2007 en 2012
Afgelegde route op deze dag Bürs –Landeck (Oostenrijk) (71km)
Van de deelstaat Vorarlberg naar de deelstaat Tirol per fiets. Blauwe en rode fietstassen aan de fiets gegespt. Straks een warme jas aan en een lange broek over de fietsbroek. In eigen tempo, ieder bij zichzelf, de weg gaan fietsen die over de Alpen leiden moet. Eerst door het Klostertal en dan de Vorarlbergpas (1793 meter) over. We doen er een hele dag over, ieder in zijn eigen tempo, met in het begin nog ieder met zijn eigen gedachten. Totdat het fietsen alleen nog maar fietsen wordt. De rotsen zijn kaal. De sneeuw die eerst alleen nog voor ons uit te zien is, komt onder handbereik. Naast de weg liggen de laatste resten sneeuw van de winter nog verder weg te smelten. Het is fris, maar we fietsen ons warm. De bergweiden van de dalen zijn al groen en de eerste bloemen bloeien al, maar vee graast er nog niet. We rijden vooral alleen. Nauwelijks verkeer te zien of, zoals Kopland het zegt:
‘We zagen deze zomer wat geiten
in de bergen, geen mens verder
geen herder, dit waren hun eigen
hemel zon en wind en land’
(‘Verhaaltje’ uit de bundel ‘Onder het vee’)
Het is een stiller en kaler wordende weg die we fietsen, soms tot in de laagste versnelling, omdat de weg alleen maar hoger voert. Wij willen verder. We willen hier niet blijven. Het gaat niet alleen om de weg die we gaan, maar ook om het spoor dat we achterlaten. Tot hier, vijf jaar later, reikt het spoor. Daarom laten we de pedalen rond gaan, ieder in zijn eigen tempo. Veel wordt er tijdens het fietsen niet gezegd. Er is genoeg te zien en te horen. We fietsen samen en toch ieder voor zich met onze eigen gedachten, tot dat ook de gedachten er niet meer zijn. Alleen nog maar fietsen: hogere versnelling, lagere versnelling, soms een slok water. Alleen nog maar fietsen… een kleine hand in de mijne…
En Kopland schrijft in dezelfde bundel:
Een psalm
De grazige weiden de rustige wateren
op het behang van mijn kamer
ik heb geloofd als een bang kind
in behang
als mijn moeder voor mij gebeden
had en mij weer een dag langer
vergeven was bleef ik achter
tussen roerloze paarden en koeien
te vondeling gelegd in een wereld
van gras
nu ik opnieuw door gods landerijen
moet gaan vind ik geen schrede
waarop ik terug kan keren, alleen
een kleine hand in de mijne
die zich krampt als de geweldige lijven
van het vee kreunen en snuiven
van vrede.
(R. Kopland in ‘Onder het vee’)
We vinden de weg via dalen en smalle wegen naar omhoog. We kennen onze bestemming en daarom vinden we ook de weg tot voor vandaag in Landeck. Het laatste stuk van vandaag fietsen we langs de Inn. Het is niet de eerste keer dat we langs een rivier of kanaal fietsen. Het water zal ook aan de andere kant van de bergen met ons mee stromen (of fietsen wij met de gestadige stroom van het water mee?) Opgenomen in het landschap rijden we verder. Morgen wacht de Reschenpas.
Maart V.
Afgelegde route op deze dag Bürs –Landeck (Oostenrijk) (71km)
Van de deelstaat Vorarlberg naar de deelstaat Tirol per fiets. Blauwe en rode fietstassen aan de fiets gegespt. Straks een warme jas aan en een lange broek over de fietsbroek. In eigen tempo, ieder bij zichzelf, de weg gaan fietsen die over de Alpen leiden moet. Eerst door het Klostertal en dan de Vorarlbergpas (1793 meter) over. We doen er een hele dag over, ieder in zijn eigen tempo, met in het begin nog ieder met zijn eigen gedachten. Totdat het fietsen alleen nog maar fietsen wordt. De rotsen zijn kaal. De sneeuw die eerst alleen nog voor ons uit te zien is, komt onder handbereik. Naast de weg liggen de laatste resten sneeuw van de winter nog verder weg te smelten. Het is fris, maar we fietsen ons warm. De bergweiden van de dalen zijn al groen en de eerste bloemen bloeien al, maar vee graast er nog niet. We rijden vooral alleen. Nauwelijks verkeer te zien of, zoals Kopland het zegt:
‘We zagen deze zomer wat geiten
in de bergen, geen mens verder
geen herder, dit waren hun eigen
hemel zon en wind en land’
(‘Verhaaltje’ uit de bundel ‘Onder het vee’)
Het is een stiller en kaler wordende weg die we fietsen, soms tot in de laagste versnelling, omdat de weg alleen maar hoger voert. Wij willen verder. We willen hier niet blijven. Het gaat niet alleen om de weg die we gaan, maar ook om het spoor dat we achterlaten. Tot hier, vijf jaar later, reikt het spoor. Daarom laten we de pedalen rond gaan, ieder in zijn eigen tempo. Veel wordt er tijdens het fietsen niet gezegd. Er is genoeg te zien en te horen. We fietsen samen en toch ieder voor zich met onze eigen gedachten, tot dat ook de gedachten er niet meer zijn. Alleen nog maar fietsen: hogere versnelling, lagere versnelling, soms een slok water. Alleen nog maar fietsen… een kleine hand in de mijne…
En Kopland schrijft in dezelfde bundel:
Een psalm
De grazige weiden de rustige wateren
op het behang van mijn kamer
ik heb geloofd als een bang kind
in behang
als mijn moeder voor mij gebeden
had en mij weer een dag langer
vergeven was bleef ik achter
tussen roerloze paarden en koeien
te vondeling gelegd in een wereld
van gras
nu ik opnieuw door gods landerijen
moet gaan vind ik geen schrede
waarop ik terug kan keren, alleen
een kleine hand in de mijne
die zich krampt als de geweldige lijven
van het vee kreunen en snuiven
van vrede.
(R. Kopland in ‘Onder het vee’)
We vinden de weg via dalen en smalle wegen naar omhoog. We kennen onze bestemming en daarom vinden we ook de weg tot voor vandaag in Landeck. Het laatste stuk van vandaag fietsen we langs de Inn. Het is niet de eerste keer dat we langs een rivier of kanaal fietsen. Het water zal ook aan de andere kant van de bergen met ons mee stromen (of fietsen wij met de gestadige stroom van het water mee?) Opgenomen in het landschap rijden we verder. Morgen wacht de Reschenpas.
Maart V.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley